Zonder € 2 miljard gaat het echt mis in de jeugdzorg, Wmo en participatiewet
Veel mensen hadden er bij de decentralisaties van de jeugdzorg, Wmo en participatiewet in 2015 een hard hoofd in: komt het wel goed? Ze vreesden dat er gaten in de zorg voor ouderen zouden gaan vallen, kinderen door misstanden in de jeugdzorg tussen wal en schip zouden vallen en dat wethouders als gevolg van de chaos en masse naar huis zouden worden gestuurd. Op zich was die angst niet vreemd. De decentralisaties gingen immers gepaard met enorme bezuinigingen. Deels vanwege de crisis, deels omdat de gemeenten zelf dachten, onder aanvoering van de VNG, het met een kwart minder te kunnen doen.
Gelukkig blijken die zorgen van vier jaar geleden niet gegrond. Organisatorisch en bestuurlijk is het goed gekomen. Met veel pijn en moeite slaagden gemeenten er door heel het land in om de zorg voor kinderen en ouderen op peil te houden. Slimme en draagkrachtige gemeenten bereidden zich voor en legden reserves voor het sociaal domein aan. Overal werd het inkoop- en aanbestedingsbeleid aangescherpt en de relaties met de zorgaanbieders versterkt. Viel er een grote zorgaanbieder om, dan was er wel een concurrent die klaar stond om het over te nemen. Deze overnames hadden vooral negatieve gevolgen voor de werknemers in de zorg. Ondanks de reparatie met de Huishoudelijke Hulp Toeslag verloren ruim 10.000 hulpen bij het huishouden hun baan. Daarnaast versoberde op veel plaatsen de hulp. Minder uren en andere zorgvormen, maar overal konden de mensen die ondersteuning nodig hebben terecht bij hun gemeente.
Alleen is de rek is er nu echt wel uit en is het geld op. Maar in plaats dat het Rijk in deze economisch gouden tijden met voldoende extra geld over de brug komt, houdt minister Hoekstra de hand op de knip. Sterker, het kabinet verergert met verkeerde maatregelen de problemen juist. Met de invoering van abonnementstarief van € 17,50 in de Wmo zadelen ze gemeenten op met een explosie van de hulpvraag. Waar gemeenten eerst zelf een inkomensafhankelijke eigen bijdrage konden vragen, zitten nu ook vermogende ouderen voor een dubbeltje op de eerste rang en vragen zij massaal huishoudelijke hulp via de gemeente aan. Logisch ook: € 17,50 voor professionele hulp in huis is natuurlijk spotgoedkoop. En daar blijft het niet bij. Ook de eigen bijdrage voor de traplift en de scootmobiel is met € 17,50 voor iedereen hetzelfde, ongeacht je inkomen en vermogen.
Dit alles staat nog los van de autonome groei van de vraag naar zorg. Gemeenten kunnen daar vaak maar weinig aan doen. We worden met zijn allen ouder, blijven langer thuis wonen en hebben dus meer zorg aan huis nodig. En wanneer je hulp dichterbij de mensen organiseert, moet je niet gek opkijken als de vraag toeneemt. Je signaleert immers vroegtijdig of iemand hulp nodig heeft en ook de buurt, scholen, huisartsen en kinderdagverblijven weten de wijkteams te vinden en verwijzen steeds meer door.
Natuurlijk is dat een goede zaak. De belofte van nabije, vroegtijdige en beter toegankelijke zorg is immers precies de reden waarom we de decentralisaties hebben ingezet. Nu is het tijd om door te pakken en echt preventief te gaan werken. Dat wil zeggen vroegtijdig ingrijpen, zodat later geen ingewikkelde en dure zorg nodig is. Denk aan wat je allemaal voor ellende kan voorkomen, als je een gezin met een kleuter met gedragsproblemen helpt in plaats van te wachten tot die als puber ontspoort en het eigenlijk te laat is. Of eenzaamheid onder ouderen bestrijden, zodat je later veel zorgkosten vermijdt.
Preventieve zorg klinkt heel vanzelfsprekend en iedereen is er voor. Toch komt het nog te weinig van de grond. Het probleem is dat je heel lastig in harde cijfers kunt bewijzen dat de rekening in een later stadium lager zal zijn, terwijl je nu de kosten maakt. De rekening van vandaag bepaalt de kosten voor morgen. Juist deze omschakeling naar preventief werken komt als eerste onder druk te staan als gemeenten structureel te weinig geld krijgen om goede zorg overeind te houden. De zorgvraag van de kleuter is immers nog niet acuut en van een echte stoornis kan je niet spreken.
En dat is niet het enige wat de ideeën achter de decentralisaties bedreigt. Ook de solidariteit tussen gemeenten wordt op de proef gesteld. Niet elke gemeente heeft bijvoorbeeld woonvormen voor ernstig gehandicapte kinderen. Gemeenten waar deze huizen wel staan, hebben pech, want zij moeten de rekening betalen, ook als de ouders elders wonen. Dat kan al snel in de tonnen lopen. Nu worden veel taken in de jeugdzorg regionaal ingekocht en worden overschrijdingen gedeeld, maar steeds meer gemeenten kijken elkaar met scheve ogen aan. Zeker als de reserves op zijn en er bezuinigd moet worden, kan een neiging zijn om de solidariteit met je buurgemeenten op een laag pitje te zetten als je daarmee het gemeentelijk zwembad open kan houden.
Voor inwoners is dit niet te volgen. Het Rijk heeft in 2018 alleen al € 11 miljard niet uitgegeven. Hoe kan het dan dat de buurtbibliotheek dicht moet om de zorg voor je buurvrouw overeind te houden? Waarom staan kinderen in de ene gemeente een half jaar op een wachtlijst, terwijl ze in de andere snel geholpen worden? En hoe voorkom je dat het preventieve werken sneuvelt in het geweld van de oplopende tekorten? Het kan niet zo zijn dat gemeenten worden afgescheept met € 350 miljoen, terwijl alleen al in de jeugdzorg € 1,2 miljard nodig is. Een schijntje, een druppel op de gloeiende plaat. En wanneer je de tekorten in de Wmo en de participatiewet er bij op telt en je op een totaal van zo’n € 2 miljard lijkt uit te komen, zelfs een belediging.
Gemeenten kunnen hier eenvoudigweg geen genoegen mee nemen. Net zoals het onverstandig is om de jeugdzorg ‘terug te geven’ aan het Rijk. Dat lost niets op en zal alleen maar tot onrust leiden onder de mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben. Nee, het Rijk zal de lokale overheid nu eindelijk eens serieus moeten nemen. Niet met nog meer actieplannen, maar met een fatsoenlijk budget. € 2 miljard is er nodig. Veel geld, maar het is nog steeds € 9 miljard minder dan de € 11 miljard die het kabinet in 2018 niet heeft uitgegeven.
Lars Kockelkoren